De allereerste aanzet voor de oprichting van het NGV kwam van de echtgenote van de heer Citroen. In het voorjaar van 1953 las zij in de krant een berichtje over de oprichting van de FIT. Ze knipte het uit en gaf het aan haar man met de aansporing eens te informeren of hij lid kon worden van deze organisatie. Als organisatie kon je een stem laten horen. Dat was beter dan in je eentje mopperen over misstanden.
Het krantenknipsel verdween al snel onder andere papieren op het bureau van dhr. Citroen. Maar toen het maanden later weer opdook, schreef hij alsnog een brief. Het antwoord kwam na enige maanden. Er had zich nóg een geïnteresseerde Nederlander gemeld en Edmond Cary van de FIT adviseerde contact op te nemen met deze man, Henri W. Methorst in Amsterdam.
Toen er in de zomer van 1955 in Scheveningen een congres plaatsvond waar zowel Cary als Methorst als tolk optraden, voegde Citroen zich bij hen. Hiermee was de eerste serieuze stap gezet. Cary vertelde dat het lidmaatschap van de FIT niet openstond voor individuele vertalers of tolken, maar alleen voor verenigingen. De vertalers en tolken in Nederland moesten dus een vereniging oprichten om zich aan te kunnen sluiten bij de FIT.